De Koning gaf aan een bediende bevel om een stoel aan de rechterzijde van zijn troon te
plaatsen. Hij pakte Mefi met zijn sterke armen op en bracht hem naar de stoel die naast
zijn troon stond en zette hem erin. Toen de Koning op zijn troon zat, keek hij Mefi aan
met een warme blik. "Mefi", begon de Koning, "Jaren geleden speelde ik muziek hier in het
paleis, voor de Koning. Die koning was jouw opa. Daar heb ik je vader leren kennen. Hij
was toen mijn beste vriend."
|