"Ik raapte het huilende prinsje snel op en liep vlug door, de stad uit. Waar moest ik
naar toe? Ik kon niemand vertellen dat ik het zoontje van de koning bij me had. De koning
was nu geen koning meer, die kon me niet meer helpen. Toen dacht ik aan mijn oom die
helemaal aan de andere kant van het land woonde. Hij zou mij niet wegsturen of uitleveren
aan de soldaten van het leger. Het kindje bleef maar huilen, ik werd er zelf zo
verdrietig van."
|